vrouwmens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrouw·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouwmens vrouwmensen
verkleinwoord vrouwmensje vrouwmensjes

Zelfstandig naamwoord

vrouwmens o [1]

  1. (pejoratief) vrouw
    • De onderwerpen zijn uit het gewone dagelijkse leven geplukt. „Ik kan me makkelijk in beide personages verplaatsen. Ook in het vrouwmens. Toen ik een jaartje of 6 was kwam ik drie keer per week bij m’n oma en las daar Margriet en Libelle. Vandaar. Ik weet wat er onder vrouwen leeft”, zegt Kusters lachend. [2] 
    • En waar ik probeer er voorzichtig omheen te lopen, slokken ze me op voor ik het weet en krijg ik rijen en rijen reacties over me uitgestort van vooral vrouwmensen die ik soms nog nooit gezien heb! [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 13-11-13 Toos en Henk zeggen...
  3. De Telegraaf PATRICK VAN RHIJN 23 jun. 2017 De terreur van de groepsapp
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be