vriendschapsband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vriend·schaps·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vriendschapsband vriendschapsbanden
verkleinwoord vriendschapsbandje vriendschapsbandjes

Zelfstandig naamwoord

de vriendschapsbandm

  1. een verbintenis tussen twee of meer mensen of organisaties op basis van vriendschap
     FC Twente verkocht tot dusverre 16.500 kaarten voor de wedstrijd. Schalke neemt ongeveer 2100 fans mee naar Enschede. Beide clubs hebben al jaren een vriendschapsband. Supporters van beide clubs bezoeken regelmatig wedstrijden van elkaar.[2]
     “Ik heb een heel goede vriendschapsband opgebouwd met Tom Lanoye, mijn Vlaamse gabber. Christophe Vekeman, Ronald Giphart, Bart Chabot, Tommy Wieringa en Maartje Wortel kom ik weleens tegen op literaire festivals. En vroeger was ik bevriend met Joost Zwagerman. Ja, hij was wel een vriend.”[3]
     Wanneer de vriend van Bunty overlijdt tijdens een bombardement, sneuvelt tegelijkertijd hun innige vriendschap. Is Emmy in staat om de vriendschapsbanden nieuw leven in te blazen? Deze debuutroman van de Engelse schrijfster Pearce zet de vriendschapsband tussen twee vriendinnen centraal.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Leon ten Voorde
    “Wedstrijd tussen FC Twente en Schalke 04 live op tv” (22-07-2019), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Kevin van Vliet
    “‘Schrijven is een vak, al zit niemand echt te wachten op een boek’” (12/02/2019), HP de Tijd
  4. Bronlink Weblink bron
    Anne-Minke Hakvoort
    “”Beste mevr. Bird” onderscheidt zich als oorlogboek” (24-04-2020), Reformatorisch Dagblad