vreemdeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vreem·de·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vreemdeling vreemdelingen
verkleinwoord vreemdelingetje vreemdelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de vreemdelingm

  1. iemand die afkomstig is uit een ander gebied of land dan dat waar hij verblijft
    • De vreemdeling verbleef in een asielzoekerscentrum. 
  2. (figuurlijk) iemand die nog niet zoveel van een onderwerp weet of op een bepaald gebied nog onbekend is
    • Als vreemdeling in het bankwezen moest hij erg wennen aan alle afkortingen. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen