voorrecht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorrecht voorrechten
verkleinwoord voorrechtje voorrechtjes

Zelfstandig naamwoord

het voorrechto

  1. (juridisch) recht, aan een persoon of een lichaam boven anderen toegekend
  2. omstandigheid waardoor men begunstigd is
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be