vooraan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·aan
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

vooraan

  1. van voren
     Meteen na de start, meldde ze zich vooraan, pal achter Can, en pal voor Grøvdal en de Zwitserse Fabienne Schlumpf. Maar gaandeweg begon ze van vermoeidheid te trekkebekken en kort daarop groeide het gat met de koplopers, Can, Schlumpf en uiteindelijk ook de Noorse.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Rob Gollin
    “Te grote ambitie kost Krumins een medaille bij EK cross” (9 december 2018), de Volkskrant
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be