volmaking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·ma·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord volmaking volmakingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de volmakingv

  1. het compleet maken van iets
    • Van den Bosch wil de „verbasterde armen” verheffen door positieve stimulatie, maar een deel blijkt daar niet erg ontvankelijk voor. De maatschappij ontkomt niet aan tuchtoefening. Daarvoor wordt in 1825 een ”raad van policie en tucht voor de gewone koloniën” opgericht. Op zaterdag 8 oktober van dat jaar komt de raad voor het eerst bijeen om een aantal aangeklaagden te horen en recht te spreken. Een van de gedaagden is de 34 jaar oude weduwe Willempje van der Dooze, moeder van vier dochters. Ze is zwanger van een 24-jarige jongeman die bij het gezinnetje is ingedeeld „ter volmaking van het huisgezin.” Die opdracht heeft hij zeer letterlijk opgevat. [2] 
  2. het voltooien van iets
    • Zou de rechtzinnige en Bijbelvaste Willem Backer bij het lezen van Lukas 14:28 tot 30 weleens met zorg hebben gedacht aan zijn project? Jezus’ woorden lijken er naadloos op van toepassing: „Want wie van u, willende een toren bouwen, zit niet eerst neder, en overrekent de kosten, of hij ook heeft, hetgeen tot volmaking nodig is? [3] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Huib de Vries 08-09-2018 Verzedelijken in de strafkolonie
  3. Reformatorisch Dagblad Rudy Ligtenberg 11-11-2017 De toren die de Nieuwe Kerk in Amsterdam nooit heeft gehad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be