volière

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·li·è·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vogelhuis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1694 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord volière volières
verkleinwoord volièretje volièretjes

Zelfstandig naamwoord

de volièrev / m

  1. een grote en ruime kooi voor vogels of vlinders.
    • In de volière zaten 20 vogels. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen