vleesschotel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlees·scho·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlees en schotel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleesschotel | vleesschotels |
verkleinwoord | vleesschoteltje | vleesschoteltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (voeding) gerecht met als hoofdbestanddeel vlees, vleesgerecht
- (huishouden) schotel voor het opdienen van vlees
Gangbaarheid
- Het woord vleesschotel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.