vleesnat

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·nat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesnat
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vleesnato [1]

  1. het sap van vlees
  2. aftreksel van vlees
     Wat van dit tarwebrood, gedoopt in vleesnat misschien, en hier is een fijn vet stuk konijnevlees.[2]
     De keizer en de heelmeesters drongen er echter bij hem op aan dat hij minstens een hartversterkend middel zou innemen en vleesnat drinken waarmee hij voldoende krachten zou opdoen om de strijd aan te binden.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon” op Wikipedia (1982), De Boekerij op Wikipedia, ISBN 9022529649
  3. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999