vitten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vit·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleingeestige aanmerkingen maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1682 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vitten
vitte
gevit
zwak -t volledig

Werkwoord

vitten

  1. inergatief op gezochte, kleinzielige wijze afbrekende kritiek uitoefenen, kleingeestige aanmerkingen maken
Synoniemen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen