visvangst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·vangst
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en vangst [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visvangst | visvangsten |
verkleinwoord | visvangstje | visvangstjes |
Zelfstandig naamwoord
de visvangst v
- het vangen van vis.
- hoeveelheid gevangen vis.
Synoniemen
- [1] visserij
Vertalingen
1. het vangen van vis
2. hoeveelheid gevangen vis
Gangbaarheid
- Het woord visvangst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "visvangst" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ visvangst op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be