visita

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·si·ta
enkelvoud meervoud
visita visitas

Zelfstandig naamwoord

visita v

  1. bezoek, visite
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
visitar

visita

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van visitar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van visitar