virginaal

Uit WikiWoordenboek
Een virginaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vir·gi·naal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘maagdelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Latijnse virgo (maagd, meisje) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord virginaal virginalen
verkleinwoord virginaaltje virginaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het virginaalo [3]

  1. (muziekinstrument) een toetsinstrument waarbij de haaks op het toetsenbord geplaatste snaren, worden getokkeld.
    • De doosvormige klavechord en virginaal lijken sterk op elkaar. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen virginaal
verbogen virginale

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

virginaal [4]

  1. maagdelijk
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen