viel samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • viel sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenvallen

viel samen

  1. enkelvoud verleden tijd van samenvallen
    • Ik viel samen. 
    • Jij viel samen. 
    • Hij, zij, het viel samen. 


Gangbaarheid