veteren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak


Woordafbreking
  • ve·te·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

veteren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veteren
veterde
geveterd
zwak -d volledig
  1. met een koord vast gemaakt; veters strikken
Synoniemen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veteren
veteerde
geveteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

  1. iets afkeuren door het uitspreken van een veto
Synoniemen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen