verwildert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wil·dert

Werkwoord

vervoeging van
verwilderen

verwildert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwilderen
    • Jij verwildert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwilderen
    • Hij verwildert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verwilderen
    • Verwildert! 


Duits

Uitspraak
stellend vergrotend overtreffend
verwildert


alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

verwildert

  1. verwilderd

Werkwoord

verwildert

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van verwildern

verwildert

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van verwildern

verwildert

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van verwildern

verwildert

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van verwildern

verwildert

  1. voltooid (verleden) deelwoord lijdende vorm van verwildern