vervalsen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·val·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van vals met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vervalsen
vervalste
vervalst
zwak -t volledig

Werkwoord

vervalsen

  1. overgankelijk een bedrieglijke kopie maken van een waardevol voorwerp
    • In de achterkamer waren ze geld aan het vervalsen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen