vertoog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·toog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vertoog vertogen
verkleinwoord vertoogje vertoogjes

Zelfstandig naamwoord

het vertoogo [3]

  1. (filosofie) betoog, verhandeling
    • Foucault beschrijft deze relatie als een machtsstrijd, die hij beschrijft als een 'strijd tussen vertogen en door vertogen' ( [4] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen