verstrikken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·strik·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstrikken
verstrikte
verstrikt
zwak -t volledig

Werkwoord

verstrikken [1]

  1. overgankelijk in een strik vangen
  2. overgankelijk (figuurlijk) verwarren, verwikkelen
    • De bodem van de tunnel was een groot veld met wieren waarin zijn voeten verstrikt dreigden te raken. [2] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 100
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be