versterk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sterk

Werkwoord

vervoeging van
versterken

versterk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versterken
    • Ik versterk. 
  2. gebiedende wijs van versterken
    • Versterk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versterken
    • Versterk je?