versnelling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·snel·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord versnelling versnellingen
verkleinwoord versnellinkje versnellinkjes

Zelfstandig naamwoord

de versnellingv

  1. het (doen) toenemen van de snelheid
    • Er volgde een versnelling van het tempo van het peloton. 
  2. (natuurkunde) de tweede afgeleide van de positie als functie van de tijd: d2x/dt2
  3. een mechaniek ter overbrenging van de ene draaiende beweging op de andere
    • Twee in elkaar grijpende tandraderen vormen een versnelling als de ene groter is dan de andere. 
    • Hij reed in de tweede versnelling de steile helling op. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be