versmoren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·smo·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

versmoren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versmoren
versmoorde
versmoord
zwak -d volledig
  1. verstikken, smoren
    • Europa is nog in herstructurering en de zwakke groei zou niet bestand zijn tegen nieuwe handicaps. Sommigen vrezen ook dat een verzwakking van de Amerikaanse economie voor de deur staat. In die omstandigheden de rente verhogen staat volgens hen gelijk met de economie versmoren. [2] 
    • Toen prikkelde hem mompelend gedruisch
      Van bidden, snikken, en of men een gil te
      Versmoren zocht, en dreunend sloeg der stilte
      Moker het neer in daverend gesuis. [3]
       
Synoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 03/12/2005 om 00:00 door Jan Reyns Beurs negeert renteverhoging
  3. (1926)–Willem de Mérode De donkere bloei