verslaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·slaat

Werkwoord

vervoeging van
verslaan

verslaat

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslaan
    • Jij verslaat. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslaan
    • Hij verslaat. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verslaan
    • Verslaat!