versificatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·si·fi·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘versbouw’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
- Naamwoord van handeling van versifiëren of versificeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | versificatie | versificaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het versifiëren (in verzen brengen)
Gangbaarheid
- Het woord versificatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "versificatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ versificatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).