verschoonbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·schoon·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verschonen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verschoonbaar | verschoonbaarder | verschoonbaarst |
verbogen | verschoonbare | verschoonbaardere | verschoonbaarste |
partitief | verschoonbaars | verschoonbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
verschoonbaar [1]
- te verschonen, vergoelijkt kunnende worden
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord verschoonbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verschoonbaar" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be