verschimmel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schim·mel

Werkwoord

vervoeging van
verschimmelen

verschimmel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
    • Ik verschimmel. 
  2. gebiedende wijs van verschimmelen
    • Verschimmel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
    • Verschimmel je?