verscheep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·scheep

Werkwoord

vervoeging van
verschepen

verscheep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschepen
    • Ik verscheep. 
  2. gebiedende wijs van verschepen
    • Verscheep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschepen
    • Verscheep je?