verplaatst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·plaatst
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van verplaatsen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
verplaatsen

verplaatst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verplaatsen
    • Jij verplaatst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verplaatsen
    • Hij verplaatst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verplaatsen
    • Verplaatst! 
vervoeging van: verplaatsen…
verbogen vorm: verplaatste

verplaatst

  1. voltooid deelwoord van verplaatsen