vermogen/vervoeging

Uit WikiWoordenboek
vervoeging van de bedrijvende vorm vermogen
tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd
enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud
ik vermag wij, we vermogen ik vermocht wij, we vermochten ik zal vermogen wij, we zullen vermogen
jij, je, U
gij, ge
vermag, vermoogt
vermoogt
jullie vermogen jij, je, U
gij, ge
vermocht jullie vermochten jij, je, U
gij, ge
zal, zult vermogen
zult vermogen
jullie zullen vermogen
hij, zij, het vermag zij, ze vermogen hij, zij, het vermocht zij, ze vermochten hij, zij, het zal vermogen zij, ze zullen vermogen
onvoltooid deelwoord voltooide tijd gebiedende wijs aanvoegende wijs
vermogend vermogen hebben - -