vermeerder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vermeerder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·meer·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vermeerderen |
vermeerder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermeerderen
- Ik vermeerder.
- gebiedende wijs van vermeerderen
- Vermeerder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermeerderen
- Vermeerder je?