verliest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·liest

Werkwoord

vervoeging van
verliezen

verliest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verliezen
    • Jij verliest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verliezen
    • Hij verliest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verliezen
    • Verliest!