verlang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lang

Werkwoord

vervoeging van
verlangen

verlang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlangen
    • Ik verlang. 
  2. gebiedende wijs van verlangen
    • Verlang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlangen
    • Verlang je?