verketter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ket·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verketteren |
verketter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verketteren
- Ik verketter.
- gebiedende wijs van verketteren
- Verketter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verketteren
- Verketter je?