verhindert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hin·dert

Werkwoord

vervoeging van
verhinderen

verhindert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhinderen
    • Jij verhindert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhinderen
    • Hij verhindert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verhinderen
    • Verhindert!