verhang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hang
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het verhango

  1. (waterbeheer) gradiënt van de waterspiegel, waterstandsverschil (verval) per afstandseenheid
    • De rivier had een lokaal een sterk verhang waardoor scheepvaart lastig was 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verhangen

verhang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
    • Ik verhang. 
  2. gebiedende wijs van verhangen
    • Verhang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhangen
    • Verhang je? 

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen