verhandelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·han·delt

Werkwoord

vervoeging van
verhandelen

verhandelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhandelen
    • Jij verhandelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhandelen
    • Hij verhandelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verhandelen
    • Verhandelt!