verging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ging
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vergaan |
verging
- enkelvoud verleden tijd van vergaan
- Ik verging.
- Jij verging.
- Hij, zij, het verging.
- Ik verging.
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van vergen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verging | vergingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de verging v
- (verouderd) het vergen