vergeleek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·leek

Werkwoord

vervoeging van
vergelijken

vergeleek

  1. enkelvoud verleden tijd van vergelijken
    • Ik vergeleek. 
    • Jij vergeleek. 
    • Hij, zij, het vergeleek. 

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be