verfrans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·frans

Werkwoord

vervoeging van
verfransen

verfrans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfransen
    • Ik verfrans. 
  2. gebiedende wijs van verfransen
    • Verfrans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfransen
    • Verfrans je?