verfrans
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·frans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verfransen |
verfrans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfransen
- Ik verfrans.
- gebiedende wijs van verfransen
- Verfrans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfransen
- Verfrans je?