verdraaien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·draai·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdraaien
verdraaide
verdraaid
zwak -d volledig

Werkwoord

verdraaien

  1. overgankelijk door draaien in een andere stand brengen
    • Hij had de knop een stukje verdraaid om de temperatuur wat te verhogen. 
  2. overgankelijk door draaien beschadigen
    • Hij had zijn enkel wat verdraaid en liep een beetje te hinken. 
  3. overgankelijk de stem ~ opzettelijk trachten de stem onherkenbaar te laten klinken
    • Hij had zijn stem voor de grap verdraaid maar zijn moeder herkende hem meteen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be