verbrokkelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·brok·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbrokkelen
verbrokkelde
verbrokkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

verbrokkelen

  1. overgankelijk in kleine onregelmatige en onsamenhangende stukjes verdelen
  2. onovergankelijk / wederkerend in kleine onregelmatige stukjes uit elkaar vallen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen