verboemelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·boe·me·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verboemelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verboemelen
verboemelde
verboemeld
zwak -d volledig
  1. iets niet nuttig gebruiken
    • Het achtste gebod: Gij zult niet stelen: Sjoemel niet met declaraties, verboemel geen uren, bereken meer- en minderwerk correct. [2] 
    • Wel zie je door de aaneenschakeling van de drie reisverhalen duidelijk de bewondering tanen die Buysse koestert voor de automobiel. Aanvankelijk verheerlijkt hij zijn "lief motortje' dat hem brengt op plaatsen waar hij anders nooit zou komen, zonder dat hij zijn tijd hoeft te "verboemelen' in de trein. Maar in het laatste reisverhaal, dat dan ook De laatste ronde heet, krijgt hij "panne' en concludeert: “De auto is geen reisvoertuig.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Samenstelling: E. S. Hoekman-van Stuijvenberg 06-09-2003 Sjoemelen en verboemelen verboden
  3. NRC Birgit Donker 19 juni 1992 Wegblauwende bergen; Reisverhalen van Cyriel Buysse
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be