verander

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·an·der

Werkwoord

vervoeging van
veranderen

verander

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veranderen
    • Ik verander. 
  2. gebiedende wijs van veranderen
    • Verander! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veranderen
    • Verander je?