vegetariër

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·ge·ta·ri·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘die geen dierlijke producten eet’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
  • Van het Latijnse woord vegetus (levendig of energiek) of afgeleid van het Engelse woord voor groente "vegetable" [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vegetariër vegetariërs
verkleinwoord vegetariërtje vegetariërtjes

Zelfstandig naamwoord

de vegetariërm

  1. iemand die zich onthoudt van voedsel waar dieren voor gedood worden
    • Hij was sinds enige tijd vegetariër geworden. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen