vastigheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vastigheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vas·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vastigheid | vastigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vastigheid v
- zekerheid dat zaken niet op een onvoorspelbare manier zullen veranderen
- In de exacte wetenschappen valt de appel telkens even snel, en te allen tijde omlaag. Wij zijn weleens jaloers op zoveel vastigheid. Geen enkele politicoloog slaagde er ooit in om een verkiezingsuitslag perfect te voorspellen, of het was per ongeluk. Zoals Paul de Octopus, die voetbalresultaten kon orakelen.[3]
- BMK en BOINK hopen dat het nieuwe kabinet voor meer vastigheid zorgt. Wittebol: ,,Ouders willen, nu het beter gaat met de economie, graag weer gebruik van de kinderopvang maken maar blijven huiverig over de rijksbijdrage. Ze vragen zich af of de kosten volgend jaar wel hetzelfde zullen zijn.’’[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vastigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vastigheid" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ vastigheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 5 DECEMBER 2017
- ↑ Tubantia Eefje Oomen 03-JULI-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be