varieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ri·eert

Werkwoord

vervoeging van
variëren

varieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van variëren
    • Jij varieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van variëren
    • Hij varieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van variëren
    • Varieert!