varieerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·ri·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
variëren |
varieerde
- enkelvoud verleden tijd van variëren
- Ik varieerde.
- Jij varieerde.
- Hij, zij, het varieerde.
- Ik varieerde.
vervoeging van |
---|
variëren |
varieerde