variator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·ri·a·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van variëren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | variator | variatoren |
verkleinwoord | variatortje | variatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de variator m
- (werktuigbouwkunde) versnelling met traploos regelbare overbrengingsverhoudingen
- de mobylette beschikte over een effectieve variator
Gangbaarheid
- Het woord 'variator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.