vangen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • van·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘pakken’ voor het eerst aangetroffen in 1279 [1] [2]
Middelnederlands:
Oudnederlands: fangan
Germaans: *fāhan
Indo-Europees: *peh2ḱ-
  • Verwant in Germaans:
West: Duits: fangen, Oudhoogduits: fāhan
  • Verwant in Romaans:
Italisch Latijn: pacere
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vangen
/'vɑŋ.ə(n)/
ving
/vɪŋ/
gevangen
/ɣə.'vɑŋ.ə(n)/
klasse 7 volledig

Werkwoord

vangen

  1. overgankelijk het te pakken krijgen van wilde dieren of mensen
    • Zij besloten een paar olifanten te vangen om deze over te brengen naar een ander reservaat. 
     Ik wilde dolgraag een keer verse vis vangen en op een kampvuurtje grillen.[3]
  2. overgankelijk in de lucht onderscheppen (bijv. van een bal)
    • In honkbal is het kunnen vangen van de bal een belangrijke vaardigheid. 
  3. (informeel) verdienen van geld
    • Wat vangt het? 
  4. in één begrip samen te vatten
     Nationale eenheid is nou eenmaal makkelijker te vangen in termen als democratie en vrijheid, dan in de persoon van een bolwangige veertiger.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • een snoek vangen
    in het water vallen
  • een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen
    een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen
  • bot vangen
    ernaast pakken, het niet krijgen
  • hij is te vangen als een aal bij zijn staart
    hij is moeilijk te vatten
  • hoge bomen vangen veel wind
    in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid
  • men moet vossen met vossen vangen
    tegenover sluwheid moet men zelf ook sluw tewerk gaan
  • met onwillige honden is het kwaad hazen vangen
    met tegenwerkende mensen bereikt men weinig
  • niet voor een gat te vangen zijn
    niet door één moeilijkheid te ontmoedigen
  • paling vangen
    in het water terecht komen
  • onder één hoedje te vangen zijn
    erg tam zijn
  • om vliegen te vangen
    om te luieren (niets te doen)
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de vangenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vang

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. "vangen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. vangen op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink Weblink bron
    Tim Jansen
    “Vier vijf mei! Vervang Koningsdag door Bevrijdingsdag” (30/01/2013), HP de Tijd
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be