valselijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • val·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van vals met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

Bijwoord

valselijk

  1. op basis van onwaarheden
    • Hij werd valselijk voor moordenaar uitgemaakt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be